Tagore; kennismaking met een hindoe poëet

‘Je eigen religie in jezelf ontplooien is waar iedere mensenziel haar leven lang naar haakt. Die religie komt voort uit intens lijden.’

Tagore, ‘Een Testament’, p.69
Rabindranath Tagore

Ik leerde Tagore kennen doordat mijn moeder vroeger een oud boekje in de kast had staan met hele kleine gedichtjes; ‘vuurvliegjes’. Af en toe bladerde ik er doorheen en las dan bijvoorbeeld:

Terwijl God wacht op het bouwen van zijn tempel met liefde, slepen de mensen stenen aan.
Het licht vindt zijn rijkdom aan kleuren door de tegenstand der wolken.

Destijds las ik het waarschijnlijk als tijdverdrijf en dacht ik er even over na, maar had ik verder geen idee wat ik er mee moest doen. Pas jaren later, toen ik theologie studeerde en Tagore weer voorbij kwam, zag ik wat ik toen nog niet kon zien: wat een rijkdom aan denken laat deze schrijver zien.

Rabindranath Tagore werd geboren op 7 mei 1862 als veertiende kind in een welvarend gezin. Rond zijn twintigste had Tagore een verlichtingservaring die grote invloed had op de rest van zijn leven, op zijn schrijven en op zijn denken. Het lijkt haast of hij in al zijn werk een deel van deze ervaring probeert over te brengen of te verwoorden. In een van zijn verzen omschrijft hij dit als volgt:

Laat vandaag de stroom van al mijn stemmingen
zich in jou verliezen.
Laat het hele leven jou aanraking voelen 
en vreugde ontwaken in de hele wereld,
laat in jouw schoonheid de sterren
van mijn ogen diep wegzinken.  

Mijn verloren hart heb je
aan mij teruggegeven.
Mijn verlangens die alle kanten uitsnellen,
gaar ze voor jezelf bijeen,
vlecht ze tot een krans en
laat die rond je hals wiegen.

Toen jij de snaren spande, #14

Tagore schrijft in eerste instantie al zijn werk in het Bengaals. In 1912 probeert hij echter zijn bundel ‘Gitanjali’ in het Engels te vertalen. Deze wordt hetzelfde jaar nog uitgegeven en gepubliceerd in Amerika, waar het met grote lof wordt ontvangen. W.B. Yeats schrijft zelfs de inleiding op deze bundel. Ook in de Gitanjala brengt hij zijn verlichtingservaring veelvuldig naar voren:

I know not how thou singest, my master! 
I ever listen in silent amazement.
The light of thy music illumines the world. 
The life breath of thy music runs from sky to sky. 
The holy stream of thy music breaks 
through all stony obstacles and rushes on.
My heart longs to join in thy song, 
but vainly struggles for a voice. 
I would speak, but speech breaks into song, 
and I cry out baffled. 
Ah, thou hast made my heart captive 
in the endless meshes of thy music, my master!

Gitanjali, #3

Het lijkt of het westen helemaal klaar is voor de liefdevolle en eenvoudige wereldbenadering van de Indiase man. Direct na deze Engelse uitgave ontvangt Tagore van alle kanten uitnodigingen om voordrachten te geven. Zo reist hij een jaar lang rond in de Engelse literaire wereld en spreekt met veel westerse denkers, waaronder Einstein; krijgt hij in 1913, als eerste Indiase schrijver, de Nobelprijs voor de literatuur uitgereikt; en is vervolgens niet meer weg te denken uit de westerse religieuze-, cultuur- en literatuurgeschiedenis.

Tagore voegt niet alleen iets toe aan de westerse religieuze beleving, hij heeft ook de nodige kritiek op de westerse samenleving. Hij merkt vooral op dat de mens in een keurslijf wordt gestopt waar geen vrijheid meer is en de mens niet meer kan groeien en bloeien zoals bedoeld is. Deze kritiek werkt hij uit in verhalen zoals ‘De Leerschool van den Papegaai’ en in gedichten als:

“Prisoner, 
tell me who was it that wrought this unbreakable chain?”
“It was I,” said the prisoner, 
“who forged this chain very carefully.
I thought my invincible power would hold the world captive 
leaving me in a freedom undisturbed.
Thus night and day I worked at the chain 
with huge fires and cruel hard strokes.
When at last the work was done 
and the links were complete and unbreakable,
I found that it held me in its grip.”

Gitanjali, #31

In plaats van te proberen de wereld continu vast te houden stelt Tagore voor dat we balans zoeken tussen vasthouden en loslaten. Religie komt er volgens Tagore op neer dat de liefde tussen schepper en schepsel een liefde is die éénheid en gescheiden zijn naast elkaar laat bestaan. Scheiding en vereniging, slavernij en vrijheid, sterkte en schoonheid, het beperkte en het onbeperkte worden zodoende één in de liefde tussen schepper en schepsel.

Nadat Tagore het westen op deze wijze heeft laten kennismaken met de oosterse manier van holistisch denken overlijd hij op 7 augustus 1941 op 79-jarige leeftijd. Na zijn dood groeide de verering in India, voor zijn persoon en zijn werk, uit tot monumentale proporties. Uiteindelijk wordt bij de onafhankelijkheid van India in 1947 één van zijn liederen gekozen als volkslied.

Meer lezen? Lees dan van Tagore bijvoorbeeld ‘Tagore – een Testament’ (1969), ‘Gitanjali’ (1913), ‘De leerschool van den Papegaai’ (1922) of ‘Vuurvliegen’ (1968).